Het oog is vergankelijk en niet-duurzaam, evenals het oor en de neus; en ook de tong, het lichaam en de geest.

Van nature zijn zij onderhevig aan het lijden, zelfloos, leeg en hol, zij zijn als het gras of een muur, niet-onafhankelijk.

Buddha

Lalitavistara Soetra, Boeddha, Dharma & Sangha p56, isbn 90-737728-11-8