Missie van de Theosophical Society (Adyar)
Het dienen van de mensheid door het ontwikkelen van een zich steeds verdiepend inzicht in, en verwerkelijking van de tijdloze wijsheid, spirituele zelf-realisatie en de eenheid van alle leven.
De theosofie beoogt niet alleen het verzamelen van kennis, maar is vooral een manier van leven en denken, gebaseerd op inzicht. Het wil een proces van individuele bewustwording op gang brengen door een ontdekkings reis naar de "Goddelijke Wijsheid" in de mens. Men vraagt niet van de leden dat zij de 'theosofische' visies geloven. Het enige dat een lidmaatschap van de Vereniging vereist is de instemming met de volgende drie doelstellingen :
De theosofie heeft veel met andere esoterische stromingen gemeen en gaat bijvoorbeeld uit van andere werkelijkheden - mentaal of astraal - dan de waarneembare stoffelijke werkelijkheid. De theosofie meent dat waarheid niet kan worden ingekaderd in dogma's en vaste leerstellingen. Studie, ervaring en intuïtie moeten worden gebruikt om ernaar te zoeken. De theosofie biedt geen concrete basisfilosofie, maar er zijn wel 'typisch theosofische' visies over de evolutie en begrippen als reïncarnatie en karma.
De Vereniging kent in België en in de buurlanden verschillende plaatselijke afdelingen die met een grote regelmaat bijeenkomsten organiseren en eveneens beschikken over een bibliotheek.
Theosofen zoeken naar een beter begrip van de werkelijkheid, naar de waarheid achter de uiterlijke verschijnselen. Daarbij gaan ze uit van het feit dat elke godsdienst is ontsprongen aan dezelfde bron en dus in zekere mate het licht van die ene, eeuwige en Goddelijke wijsheid weerkaatst. Dit kan een axioma of inzicht zijn, maar is geen dogma.
De theosofie kent geen "verplicht te aanvaarden" leerstellingen, de theosofen kennen überhaupt geen verplichtingen, anders dan die welke voortspruiten uit de eigen moraliteit. Wilsvrijheid en vrijheid van keuze moeten aan de basis liggen van elk streven naar wijsheid. De stichters van de huidige theosofische beweging hebben het in 1875 als hun opdracht gezien bepaalde theosofische begrippen en visies opnieuw onder de aandacht van de mensheid te brengen en binnen het kader van een filosofisch stelsel aan te bieden. Een van de oprichters was Helena Petrovna Blavatsky (HPB) schrijfster van vele boeken waaronder 'Isis ontsluierd', 'De geheime leer', en 'De stem van de stilte'.
In 'De geheime leer' blz. 14 van het eerste deel, dat handelt over het ontstaan van de kosmos worden de drie grondbeginselen, die de basis vormen voor de verdere filosofie, verwoord en toegelicht. Deze grondbeginselen lijken op de ethische proposities van Spinoza, een van de allergrootste denkers na Plato. De drie Grondstellingen uit De Geheime Leer zijn:
Deze 'Zijn-heid' wordt in de Geheime Leer gesymboliseerd vanuit twee gezichtspunten. Enerzijds als absolute Ruimte, die zuivere subjectiviteit vertegenwoordigt, het enige wat het menselijk verstand uit geen enkel concept kan weglaten en evenmin zelfstandig kan bezien; anderzijds als Absolute Beweging die Onvoorwaardelijk Bewustzijn vertegenwoordigt. Zelfs onze westerse denkers hebben aangetoond dat bewustzijn voor ons ondenkbaar is zonder verandering, en beweging symboliseert verandering, haar essentiële eigenschap, het best. Dit laatste aspect van de ene Realiteit wordt ook gesymboliseerd door de uitdrukking ''De Grote Adem', een symbool dat aanschouwelijk genoeg is om geen verdere opheldering nodig te maken.
Zo is dan het eerste grondaxioma van de Geheime Leer deze metafysische ENE ABSOLUTE – ZIJN-HEID die door het eindige verstand wordt gesymboliseerd als de drieëenheid van de theologie. ... ... Daarom noemt het oosters occultisme het abstracte Al de 'Oorzaakloze ene Oorzaak', de 'Grondslagloze Grondslag' en beperkt het de 'Eerste Oorzaak' tot de Logos in de betekenis die Plato aan deze term toekent. ...
Deze tweede stelling van de Geheime Leer betreft de algemene geldigheid van die wet van periodiciteit, van eb en vloed, van neergang en opkomst, die de natuurwetenschap op alle gebieden van de natuur heeft waargenomen en beschreven.
De afwisseling, zoals tussen Dag en Nacht, Leven en Dood, Slapen en Waken, is een feit dat zo algemeen is, zo volledig universeel en zonder uitzondering, dat het gemakkelijk te begrijpen is, dat wij daar één van de absoluut fundamentele wetten van het heelal in zien.
Met andere woorden, geen zuiver geestelijk Buddhi (goddelijke Ziel) kan een onafhankelijk (bewust) bestaan hebben voordat de vonk die voortkwam uit de zuivere Essentie van het Univerzele Zesde beginsel – of de OVER-ZIEL – (a) door iedere grondvorm van de verschijnings wereld van de betreffende Manvantara is gegaan en (b) individuatiteit heeft verworven, eerst via natuurlijke drang en daarna door zelf teweeg gebrachte en zelf bedachte krachtsinspanningen (beperkt door zijn Karma), aldus opklimmend door alle nivo's van intelligentie, van de laagste tot de hoogste Manas, van mineraal naar plant, tot aan de hoogste aartsengel (Dhyani-Buddha) toe.
De kernleer van de Esoterische filosofie erkent geen voorrechten of bijzondere gaven van de mens, behalve die welke middels persoonlijke inspanning en verdienste gedurende een lange reeks van zielsverhuizingen en reïncarnaties door zijn eigen Ego zijn verworven.
Deze drie grondbeginselen behoren tot de kern van de oude wijsheid en derhalve van het occultisme. Het eerste betreft de Onbegrensde; vervolgens het tweede het periodiek verschijnen en verdwijnen van heelallen en van goden; en tenslotte het derde de fundamentele eenheid van alle bestaan met de Onbegrensde.