Missie van de Theosophical Society (Adyar)
Het dienen van de mensheid door het ontwikkelen van een zich steeds verdiepend inzicht in, en verwerkelijking van de tijdloze wijsheid, spirituele zelf-realisatie en de eenheid van alle leven.
Griekse filosofie wordt ook wel Antieke of Klassieke filosofie genoemd. Het is de filosofie van de klassieke Griekse, en enkele Romeinse, filosofen. Deze Griekse filosofie begint in de 6de eeuw v. C. en loopt door tot de 5de eeuw n. C.. Deze periode kan verdeeld worden in drie periodes:
Uit de nederlandstalige Wikipedia:
In het Grieks is het woord philosophia (φιλοσοφία) een samenstelling van de woorden voor liefde (φιλω=ik houd van, φιλειν = houden van, φιλος= vriend, φιλια = vriendschap) en voor wijsheid (σοφία = wijsheid).
Oorspronkelijk betekende filosofie dus eenvoudig: "liefde voor wijsheid". Het woord filosoof verving aldus het woord sofist, dat gebruikt werd om "wijze mannen" of leraren in de retorica aan te duiden. Enkele van de vroege sofisten waren wat we nu filosofen zouden noemen. In de dialogen van Plato stelt Socrates vaak filosofen tegenover sofisten, die Socrates karakteriseert als oneerlijk en destructief, omdat ze hun onwetendheid camoufleren achter woordspelingen en vleierij, en anderen pogen te overtuigen van wat onwaar en zonder grond is. Aristoteles nam deze visie op de sofisten van Socrates en Plato over. "Sofist" is hierdoor nog steeds een minachtende uitdrukking voor hen die anderen met hun redenaarskunst willen overtuigen zonder enige interesse in wijsheid of waarheid.
Het woord filosofie komt uit het Grieks: FILOS betekent letterlijk vriendschap. SOFIA betekende oorspronkelijk kennis of vaardigheid, ook in praktische zin. Vanaf de 7de/6de eeuw v. C. vinden we, in de Griekse beschaving ‘wijzen’ of SOFOS. Dit waren mensen die uitblonken in bruikbare kennis. Mensen die de handigheid bezaten om ‘verstandig’ door het leven te gaan. FILOSOPHIA zou pas later de betekenis krijgen van: liefde tot kennis of wijsheid. Filosofie bespreekt wie we zijn en waarom we leven. Vragen die elke mens aangaan en, de beste manier om filosofie te benaderen, is om ‘juiste’ vragen te stellen.
Op de vele vragen die al sinds het begin van de mensheid werden gesteld, werden door de jaren heen, verschillende antwoorden gegeven. Met andere woorden, het was en is voor de mens gemakkelijker vragen te stellen dan antwoorden te vinden. Antwoorden op al deze vragen werden gegeven door de verschillende godsdiensten. Het waren dus religieuze verklaringen die, door middel van mythen, van geslacht op geslacht, werden doorverteld. In een mythe, of we kunnen ook zeggen, een verhaal over goden, werd op begrijpelijke wijze uitleg gegeven waarom het leven is zoals het is.
Het is dan ook duidelijk dat over de hele wereld, in de loop der tijden, heel wat mythische antwoorden werden verzonnen op de onverklaarbare vragen van toen. Vanaf de 6de eeuw v. C. wilden de geleerden, de denkers, de filosofen, iets doen aan die mythische verklaringen. Ze probeerden aan te tonen dat de mensen niet konden vertrouwen op die verklaringen.
Aanvankelijk zouden deze geleerden en denkers zich vooral bezig houden met de vraag naar het ontstaan en bestaan van de wereld. Zij zetten hierbij een grote stap door afstand te nemen van de traditionele mythen die dit onderwerp ook behandelden. Filosofie omvatte in de oudheid dus ook onderwerpen die later zijn afgesplitst als aparte wetenschappen, zoals bv. natuurkunde, psychologie, biologie, kosmogonie, enz. Toen velen van deze Griekse mythologieën door Homerus en Hesiodus, twee dichters van ca. 800 v. C., werden opgeschreven, werd het mogelijk om hierover te discussiëren.
De Griekse geleerden en denkers dachten dat de goden bedachte figuren waren. Ze vonden dat deze goden te veel op mensen leken. Zo bijvoorbeeld beweerden zij dat, "wanneer bv. een paard een god zou uitbeelden, dan zou die god er als een paard moeten uitzien" (Socrates). Dergelijke verklaringen brachten de Grieken aan het twijfelen aan de echtheid van wat er in de mythen werd verteld. Waarom de filosofie in die tijd opkwam, wordt gezocht in het feit dat er toen heel wat nieuwe steden werden gesticht. Steden, waarin slaven werkten en waar de vrije burgers hun tijd konden besteden aan politiek en cultuur. Deze vrije burgers hadden ook de tijd om na te denken. Nadenken over levensvragen, zonder gebruik te maken van de mythen, en hun manier van denken veranderde. Het werd een manier van denken die op ervaring en verstand gebaseerd was en niet op verzonnen mythen.
Wanneer we over Griekse filosofie spreken, denken we meteen aan Plato en Aristoteles. Om deze twee heel belangrijke filosofen te kunnen begrijpen, moeten we onvermijdelijk even teruggaan in de tijd en de denkers aanhalen die voor hen leefden. Hoewel er van deze eerste denkers geen of heel weinig geschriften bewaard zijn gebleven, kunnen we toch heel wat over hen vertellen. Informatie kunnen we halen bij andere geleerden die hun meningen met de meningen van eerdere geleerden vergeleken en daarna hun eigen ideeën en meningen, over een bepaald onderwerp, opschreven.
Het lijkt me interessant om met deze eerste denkers, deze eerste filosofen, te beginnen. Ze even in het daglicht te stellen. Hun verklaringen vormen de basis voor de verklaringen van latere denkers.
Lieve Opgenhaffen is lid van onze loge.