Missie van de Theosophical Society (Adyar)
Het dienen van de mensheid door het ontwikkelen van een zich steeds verdiepend inzicht in, en verwerkelijking van de tijdloze wijsheid, spirituele zelf-realisatie en de eenheid van alle leven.
Overgenomen uit het Witte Lotusblad, december 2013
Louis-Claude de Saint-Martin (1743-1803) verkondigde zijn leer en initiëerde zijn leerlingen rechtstreeks, zonder enige vorm van rituele handeling. Hij heeft nooit een orde opgericht. Voor de oprichting van de 'gestructureerde' Martinistenorde moeten we ons dus wenden tot Papus, pseudoniem voor Gérard Anaclet Vincent Encausse, een internationaal bekend Frans esotericus, die leefde van 1865 tot 1916. Reeds op jonge leeftijd was Papus geïnteresseerd in kabbala, tarot, magie, occultisme en alchemie. In de Bibliothèque Nationale in Parijs bracht hij heel wat tijd door en hij las de werken van Eliphas Levi.
Hij was lid van een aantal verenigingen waaronder de Hermetic Brotherhood of Luxor en ook enkele jaren, van 1884 tot 1888, van de Theosophical Society, opgericht door H.P. Blavatsky.
Voor Papus was 1888 een heel bijzonder jaar. Met zijn vriend Lucien Chamuel stichtte hij „La librairie du Merveilleux‟ en richte hij de „Groupe Indépendant d‟Etudes Esotériques‟ op. Dat zelfde jaar zou ook het tijdschrift L‟Initiation verschijnen.
De markies Alexandre Saint-Yves d‘Alveydre (1842-1909), een denker, filosoof en esotericus, was voor Papus zijn 'intellectuele‘ meester. Zijn ontmoeting met Mijnheer Philippe (1849-1905, Nizier Philippe), de spirituele genezer en geestelijke leraar uit Lyon, zou echter zijn leven en zijn zienswijze op de wereld totaal veranderen. Papus werd een overtuigd christen en Mijnheer Philippe noemde hij zijn 'spirituele leraar‘.
Datzelfde jaar, 1888, ontmoette Papus Pierre-Augustin Chaboseau. Chaboseau die geen gewone jongen was, las alle boeken die hij van zijn ouders kreeg of die hij in de schoolbibliotheek kon vinden. Hij was amper 14 jaar oud toen hij de Bijbel las. Deze teksten brachten hem danig in de war en hij besloot zijn leven lang kennis te vergaren door het lezen, bestuderen en vergelijken van alle religieuze teksten van alle religies. Hij studeerde ook heel wat talen waaronder Latijn, Grieks, Engels, Duits, Italiaans, Catalaans, Spaans, Portugees en Nederlands. Tevens las hij werken over filosofische wetenschappen en letterkunde. Een heel nieuwe wereld ging voor hem open toen hij in contact kwam met Jean Labrousse, een vriend van de familie en overtuigd spiritist en met Pierre-Gaëtan Leymairie, directeur van 'La Revue Spirite‘: de wereld van het onzichtbare en de mystiek.
Na zijn middelbare school twijfelde hij over de richting dit hij zou uitgaan. Uiteindelijk koos hij voor geneeskunde. Een studie die hij zou stopzetten omdat hij twijfelde: beslissingen nemen over het leven van anderen, maakte hem bang. Chaboseau stortte zich volledig op de literatuur en met zijn kennis van de verschillende religies, de filosofie en de Oosterse kunst begon hij heilige geschriften te vertalen. Hij leerde Sanskriet en verdiepte zich in de oude teksten. Papus en Chaboseau, twee studenten geneeskunde, ontmoetten elkaar. Er ontstond een vriendschap en tijdens een van hun lange gesprekken ontdekten ze dat zij beiden geïnitieerde leerlingen waren van Louis-Claude de Saint-Martin. Henri Delaage had Papus ingewijd in 1882 en Mme Amélie de Boisse-Mortemart had Charboseau ingewijd in 1886. Omdat beiden bepaalde twijfels hadden over hun persoonlijke filiatie van de inwijdingen van Louis-Claude de Saint-Martin, wisselden ze hun eigen inwijdingen en hun kennis met elkaar uit. Zo kregen ze zekerheid van hun regulariteit en konden ze daarna samen L'Ordre Martiniste oprichten.
Sinds 1888 kan men dus terecht spreken van een gestructureerde Orde, waarvan Papus de geestelijke vader beschouwd wordt. Een eerste artikel over deze nieuwe orde verscheen in het maandblad L‟Initiation in 1889. In 1891 beslisten de Martinisten om een Opperraad te installeren en om de eerste loges op te richten. Tijdens de eerste Opperraad, op 10 september 1891, werd Papus benoemd tot Grootmeester voor het leven. Op 8 oktober 1891 legde de Opperraad alle modaliteiten voor de toekenning van Logecharters vast. Eind november 1891 telde de Martinistenorde reeds 17 loges en was ze aanwezig in o.a. Frankrijk, Duitsland, Spanje, Italië, en de Verenigde Staten.
Het Martinisme is een initiatieke Orde. De inwijding wordt van Inwijder op Inwijdeling overgedragen en iedere Martinist weet dat slechts een klein zaadje is overgedragen en dat hijzelf, de 'ingewijde‘, dit tot wasdom moet brengen.
De leer van het Martinisme is
Saint-Martin formuleerde dit zo:
"Het doel van inwijding is ingaan in het hart van God en God laten ingaan in jouw eigen hart."
Lieve Opgenhaffen is lid van onze loge.