Missie van de Theosophical Society (Adyar)
Het dienen van de mensheid door het ontwikkelen van een zich steeds verdiepend inzicht in, en verwerkelijking van de tijdloze wijsheid, spirituele zelf-realisatie en de eenheid van alle leven.
Annie Besant (1847 – 1933) was de tweede president van de Theosophical Society van 1907 tot 1933.
Voordat ze in 1889 tot de Theosophical Society toetrad, was ze actief in maatschappelijk werk en kwam ze op voor de verdrukten. Ze verkeerde in de vrijdenkers en hervormingsgezinde kringen van die tijd, en ontpopte zich als een begaafd redenaar en schrijver . Ze schreef vele boeken en pamfletten en was voor duizenden mensen over de hele wereld een leraar op het spirituele pad.
Tijdens de lezing zal interessant historisch beeldmateriaal vertoond worden en zullen een aantal publicaties van Annie Besant te verkrijgen zijn. Annie Besant was in haar jeugd een vroom christen. Ze trouwde op 20-jarige leeftijd met dominee Frank Besant. Ze kregen een zoon, Arthur Digby, en een dochter, Mabel.
Maar later begon ze toch een kritische houding aan te nemen tegenover een aantal christelijke dogma’s en de kerk. Het was geen gebrek aan geloof. Haar spirituele karakter wou niet enkel geloven, maar ook begrijpen. In 1872 brak ze met de kerk en werd vrijdenker. Dit leidde ook tot een echtscheiding.
Ze ging alsnog studeren aan de London University. In 1874 verbond ze zich met de ‘National Secular Society’ en werkte samen met de bekende vrijdenker Charles Bradlaugh. Ze werd redacteur van zijn blad ‘The National Reformer’ en schreef veel boeken en pamfletten. Ze werd ook actief in de socialistische beweging van die tijd en het werk van de vakbonden.
Haar spirituele natuur bracht haar toch weer aan het zoeken in de geesteswetenschappen en in de spirituele bewegingen van die tijd. Van W.T. Stead (hoofdredacteur van een krant) kreeg ze een exemplaar van de ‘Geheime Leer’ van H.P. Blavatsky, met het verzoek er een recensie over te schrijven. Dit maakte haar zo enthousiast dat ze een interview vroeg met mevrouw Blavatsky en op 21 mei 1889 werd ze lid van de Theosophical Society in London, waar Blavatsky toen verbleef.
In 1893 vertrok ze naar India met Kolonel Olcott. Ze zette zich met tomeloze energie in voor de theosofie en richtte ze zich tevens op maatschappelijke en politieke hervormingen in de Indiase samenleving. Ze reisde veel, zowel in India als over de hele wereld en gaf lezingen over theosofie. Ze was een begenadigd spreker. George Bernard Shaw, de beroemde toneelschrijver met wie ze bevriend was in haar vrijdenkers periode in Londen, had haar al ‘de beste spreker van Engeland’ genoemd.
Met de helderziende Charles Leadbeater deed ze occult onderzoek en schreef vele opmerkelijke en belangrijke theosofische werken. Haar vermogen om de moeilijke materie van de Geheime Leer voor leken begrijpelijk te maken werd geroemd.
Vanaf 1908 begon ze met de uitbreiding van het landgoed in Adyar, waar sinds 1882 het hoofdkwartier van de Theosophical Society gevestigd was.
In 1910 nam ze het voogdijschap op zich van Krishnamurti, toen 14, en zijn jongere broertje Nityananda.
In 1913 brak een nieuwe periode aan in haar leven. Ze werd toen politiek actief in India en wist de verscheurde Indian National Congress Party te herenigen. Ze was van mening dat India meer zeggenschap over haar eigen aangelegenheden moest krijgen van het Britse koloniale bestuur. Ze werd zelfs president van deze partij, die vandaag de dag nog de grootste partij in het democratische India is en ze werkte nauw samen met Gandhi. In 1917 werd ze zelfs voor enige tijd, door het Britse koloniale bewind, geïnterneerd wegens staatsgevaarlijk gedrag.