Missie van de Theosophical Society (Adyar)
Het dienen van de mensheid door het ontwikkelen van een zich steeds verdiepend inzicht in, en verwerkelijking van de tijdloze wijsheid, spirituele zelf-realisatie en de eenheid van alle leven.
Aan de Boeddha werd gevraagd wie, na zijn dood, zijn leringen zou voortzetten. De Boeddha voorspelde: In de Zuidelijke regio (in India), in het Land van de Palmen, zal een jongen geboren worden die de staat van ‘bestaan’ en ‘nietbestaan’ zal vernietigen. Nadat hij aan de wereld Mijn ‘voertuig’ – het Grote voertuig - heeft verkondigd zal hij de kern vervolmaken en vertrekken naar het Land van Zegeningen.
Vierhonderd jaar na het heengaan van de Boeddha werd, zoals voorspeld, een jongen geboren in Zuid-India, in het Land van de Palmen. De jongen werd geboren in een welvarende Brahmaanse familie. Een orakel voorspelde dat het kind slechts zeven dagen zou leven. Het orakel kon een oplossing geven om het leven van de jongen te verlengen tot zeven jaren. De ouders volgden de raad van het orakel op en leefden heel gelukkig met hun zoon. Toen de zeven jaren ten einde liepen en, uit vrees dat de dood van hun zoon hen te zeer zou aangrijpen, zonden de ouders hem, met een aantal van hun trouwe bedienden, naar een klooster in Nalanda. Daar ontmoette het gezelschap de grote meester Saraha. Saraha luisterde naar hun verhaal en gaf raad.
De jongen, Nãgãrjuna genoemd, volgde de raad van Saraha op. Hij bleef in het klooster, overleefde zijn achtste verjaardag, werd monnik en bestudeerde de Soetra’s en de Tantra’s. Heel snel was hij een volleerd leerling en leraar, en zijn reputatie verspreidde zich zeer snel. Het leven van Nãgãrjuna kende drie belangrijke periodes die, volgens vele van zijn leerlingen overeenkwamen met de drie draaiingen van Boeddha’s Dharmawiel.
Nãgãrjuna is het best bekend door zijn werk uit de tweede periode.