Missie van de Theosophical Society (Adyar)
Het dienen van de mensheid door het ontwikkelen van een zich steeds verdiepend inzicht in, en verwerkelijking van de tijdloze wijsheid, spirituele zelf-realisatie en de eenheid van alle leven.
Allen zijn wij wel vertrouwd met sprookjes. Maar wij beseffen meestal niet dat deze oude verhalen die tegenwoordig voor kinderlectuur doorgaan, uit de mysteriën van de oudheid komen. Verrassend diepzinnig worden ze, en leerzaam, wanneer je ze tegen het licht van de theosofische kennis houdt. Roodkapje, Sneeuwwitje, Assepoester en al die andere sprookjesfiguren geven antwoorden op spirituele levensvragen, die wij nog kennen uit onze kinderjaren, en die ons wellicht onbewust in latere jaren geholpen hebben.
Tussen ‘Er was eens heel lang geleden...’ en ‘ze leefden nog lang en gelukkig’ bevindt zich een verhaal vol vreemde, fascinerende gebeurtenissen. Gebeurtenissen die schijnbaar niets te maken hebben met onze dagdagelijkse werkelijkheid. De tijdaanduiding in sprookjes lijkt opzettelijk zeer vaag, want wanneer je het verhaal in een ver verleden plaatst, is het niet meer te controleren. De toehoorder gelooft dan eerder de fantasievolle vertelling.
Sprookjes worden dan ook gezien als verhalen waarin geen waarheid schuilgaat en die geen ander doel hebben dan mensen te vermaken. Maar wellicht duidt die vage tijdaanduiding er veeleer op, dat we hier met een duurzame waarheid te maken hebben die geldig is in elke tijd.
In de literatuurwetenschap worden sprookjes gedefinieerd als verhalen, zonder werkelijkheidszin. Dit in tegenstelling tot andere verhaalgenres, waar men een historische kern in herkent of die een religieus doel hebben. Sprookjes hebben dat niet.
Indien dat zo is, dan is het toch zeer opmerkelijk dat sprookjes zo lang bekend blijven. Hoe kan het dat deze vertellingen op miljoenen mensen uit verschillende culturen, verspreid over vele landen en al gedurende tientallen generaties lang een zo diepgaande indruk maken?
Het is fascinerend vast te stellen dat kinderen – hun hele leven lang - zich elke detail van een sprookje kunnen blijven herinneren.
Zijn er de dag van vandaag kinderen - en trouwens ook volwassenen - die sprookjes gedateerd vinden?
De ervaring leert dat kinderen steeds opnieuw het sprookje willen horen, ook al kennen ze het al tot in de kleinste details en dat ze nooit moe worden om te luisteren naar hoe Sneeuwwitje bij de dwergen verbleef of hoe de wolf de geitjes opslokte.
Wanneer sprookjes de eeuwen hebben getrotseerd, generatie op generatie hebben geboeid, dan moet er meer zitten in deze schijnbaar op willekeurige fantasie gebaseerde vertelsels.
Volgens de Theosofie zijn er gedurende de geschiedenis van de mensheid, veel hoogstaande beschavingen geweest. In die beschavingen hadden mensen, die qua wijsheid en begrip
op een veel hoger niveau stonden dan hun medemensen, zich georganiseerd. Die organisaties werd Mysteriescholen genoemd. Deze wijzen stelden zich tot doel de grote massa de leiden en te beschermen.
Maar die grote massa kon niet direct de kennis verschaft worden, die nodig is voor het afleggen van het glibberige pad naar zelfontplooiing en relatieve volmaaktheid. De mensen waren te onontwikkeld om rechtstreeks onderwezen te kunnen worden. Ze hadden nog zoveel bewustzijn braak liggen, dat we kunnen spreken over een kindmensheid. En wil je een kind of kleuter iets uitleggen over bijvoorbeeld de relativiteitstheorie, dan moet je dat doen door middel van situaties die in de belevingswereld van het kind of de kleuter passen. Je vertelt er als het ware een verhaaltje omheen.
Zo werd vanuit aloude tijden de massa onderwezen op een manier die misbruik van de kennis, maar evenzeer misinterpretaties tot een minimum zou beperken. Bovendien werd door de suggestieve verhalen de intuïtie van de mens geprikkeld.
In de oudheid begrepen mensen dat de mythen en legenden, de sagen en fabels de voertuigen waren van hogere waarheden.
Zo bestonden in het oude Griekenland de zogenaamde Kleine Mysteriën uit suggestief drama; op figuurlijke wijze werd de waarheid meegedeeld. Want, om de woorden van Jezus de Nazarener te parafraseren, de mensen zijn ziende blind en horende doof. Ze behoeven gelijkenissen, figuurlijke taal.
De volksverhalen, leringen gegoten in een geschiedenis, werden vanuit de Mysteriescholen aan de mensheid geschonken. Want omdat de wijzen het doel hadden de mensheid te stimuleren edel te leven, vloeide onder de mantel van symboliek en beeldspraak een stroom van kennis voort, bestemd voor de massa.
Het is die kennis die uiteindelijk de basis vormde voor de mythologieën en andere ‘fantastische’ volksverhalen.
Onze westerse sprookjes hebben, netals zovele andere overal op de wereld, een lange weg afgelegd. Zo lang zelfs, dat hun oorsprong niet meer af te leiden is. Het is alsof alle tekenen van hun reis, net als de broodkruimels in Hans en Grietje, verdwenen zijn.
Er bestaat geen twijfel dat de volksfantasie het een en ander veranderd heeft, zodat de originele betekenis wellicht moeilijk te achterhalen is.
Toch zullen mensen met een open gemoed er waarheden in vinden. andaar dat kinderen, die nog niet misvormd zijn door theorieën en zogenaamde wetenschappelijke feiten, zoveel profijt kunnen hebben van een sprookje. Met hun van nature onderzoekende geest proberen ze het onmiddellijk de kern ervan te ontdekken.
Wie onbevooroordeeld Sprookjes uit verschillende culturen leest, ontdekt de eenheid van thematiek en de universele symbolen. Het is deze wijze van overdracht die bij sommigen, overheerst door puur verstandelijk denken, de idee heeft doen ontstaan dat deze vertellingen pure fantasie zijn. Waarheden hoeven echter niet altijd in een logische vorm te worden meegedeeld. Vragen kunnen op velerlei manieren beantwoord worden. Op de vraag: ‘waar komt het leven vandaan?’ kan men antwoorden met een technisch betoog of, men kan ook een geschiedenis vertellen.